Dat wil zeggen, dronkaards eeten weinig. Doch die door ’t zuipen van moutgebrouw het meel wilde spaaren, hebben zelden volle meelzakken tegen den hongersnood opgelegt.
Zy leggen, zeggen ze, hun geld aan in natte waaren, tegen brand. Doch zo maakt een volle kelder een ledigen zolder. Dus geraakt mout en meel weg, en men komt van Vastelavond in de vasten. Dan is ’t: ’t is wel te zeggen, Bakt wit: daar behoort meel toe. Niet voordeeliger is dat spaaren, waar van ’t spreekwoord zegt: Spin ik niet, zo houde ik mijn vlas.