Een snaak voegde zich in een gezelschap van wevers, welkers gilde teerde. Zy vraagden hem, van wat ambacht hy was? Hy zeide, hy dorst dat niet zeggen onder zo veel eerlijke lieden.
Op hun aanhouden, gaf hy tot andwoord: Ik ben, met verlof, een wever, en koos terstond het haazenpad, dat hem geraden was.