De zin is, zy groeyen’er van zelf genoeg in. Zo behoeft men geen onkruid te zaayen; want het staat van zelf genoeg uit den grond op.
Dit is een zinnebeeld van ondeugden, welke men niemand behoeft te leeren, om dat de natuurlijke verdorventheid daar van maar al te vruchtbaar is, b. v. hovaardy, dertelheid, enz. Byzonderlijk past dit op de jonge jeugd.