Dat is, hy onderneemt het op eene andere wyze, hy slaat een anderen weg in, hy neemt een anderen streek en koers. Zo doen de schippers, als de vaart dat vereischt.
Men kan doch niet altoos bezeilen, ’t geen men bestevende. Hier van weeten zich meesterlyk te bedienen die de huik naar den wind hangen, tusschen water en wind zweven, tusschen beiden laveeren,en altoos maken, dat zy geen honger hebben, maar aan hooger boord blyven.