Dat is, hy maakt goed çier door teeren en smeren. Wanneer ’t mooi weêr is, vaaren of ryden zommige met schuiten of wagens uit spelen, om zich te verlustigen en vermaaken; en dan moet ook de koude keuken en wynkelder niet bekrompen mede, al zoude men een schraale beurs en kouden haard ’t huis vinden. ’t Moet’er dan op staan.
Zo geraken zy wel met’er tyd tot SintReinuit, door ’t verkeerde kanaal van Leuilekkerland. Een spreekwoord der ouden was: Vaart men over een sloot, men laat’er een brood: vaart men over een veer, men laat’er meer. Men noemt dat ook spelemeyen, ’t zy van de maand Mey, die daar toe de aangenaamste tyd is; of om dat men de speelwagens daar mede pleegt te besteken, en dan takken en meyen van bloeyende doorn, enz. van buiten t’huis te brengen.