Dit zegt men van een zaak, die geen uitstel lyd; gelyk het is in ’t branden van een huis, dat aanstonds gebluscht moet worden. Zo plegen dronkaards brand in de keel te hebben, als hadden zy op een peper gebeten; doch zy willen dien met geen water laten lesschen.
Water, zeggen zy, steekt dyken en dammen door. Maar door zulk een brand in de keel, loopen zy wel den gantschen dag met een nat zeil, en kruissen de straat tusschen Kalis en Sint Reinuit.