Dit zegt men schertzende tot ymand, die ergens vast gezet is. Dit is ontleent van een haan, die in een kevie of ren zit.
Koekeloeren is gevormt van ’t geluid dat de haanen maaken: gelyk zo de hinnen kakelen en klokken; maar de kiekens piepen. Dus spreken de kinderen van koekeloerenhaan.