Finis is ’t einde. Dat is goed en gewenscht in tegenspoed.
Maar men speelt op dat Latynsche woord finis, om quansuis te rymen. Daar in hadden de ouden een zonderlingen zin in hunne spreekwoorden. Doch dikwyls was dat zeer kreupel. Alle begonnen werk neemt een einde.
Hier is ook het einde van dit werkje; en ik scheide ’er af; als de Monik van de goede dagen. Hier na een beter, zegt de Almanach, en ik mede. Dus is dit UIT.