Dit zegt men van een zaak, die wel goede beginselen heeft, maar noch niet ten einde gebragt, en zo lange noch onzeker is. Dit is genomen van de Grieksche en Romeinsche speelstrijden, waar in de overwinningsprijs niet voor ’t voleindigen en afkampen toegewezen en gegeven wierd.
Vergelijkt 2 Timoth. 2: 5. en 2 Tim. 4: 7, 8. Een goed begin heeft een goed behagen: maar het einde moet den last dragen. Hier geld dan: Verkoopt de beerenhuid niet, voor dat gy den beer gevangen hebt; uit de aardige fabel van AEsopus. Op die wijze zeggen wy: Men moet geen haring! roepen, voor dat hy in't net is. Roep geen mosselen! voor dat gy aan landzyt. Roep geen hei! voor dat gy over zyt. Anders kan men dikwijls zijne rekening qualijk maken. De ouden zeiden meer naar waarheid, dan naar de wetten der rijmkonst: Niemand moet zich beroemen, al staat zyn hof vol schoone bloemen: want in een nacht komt wel een rijm, waar door al zyn schoone bloemen bedorven zyn.