Dit was een spreekwoord der ouden. De waarheid hier van ondervinden dikwyls zy, die iets te verzoeken hebben.
Indien zy dat door geen klinkende beweegredenen, of voorspraaken van klem, weten aan te dringen, krygen zy al dikwyls Nihil op ’t request; en niet zelden moeten zy lange loopen en aanhouden; ja wel met een beschaamt aangezigt, zo zy al niet bruskelyk afgeslagen worden, harde antwoorden verkroppen. Vergelykt Spreuken 18: 23. Anders handelt God. Luk. 18: 1-7. De ouden zeiden niet qualyk: God bejegende ’er menig, die hem groeten konden. Waare bidders ontfangen. ’t Is ook een spreekwoord: Wilt gy weten een dukaat waardig is, zoek ’er een te leenen.