Geb. Leeuwarden 23 februari 1871, overl.
Lugano (Zwitserland) 1 december 1920. Woonde en werkte in Amsterdam, Utrecht ca. 1900-1904, Haarlem, de V.S., Amsterdam. Leerling van de Rijksnormaalschool voor Tekenonderwijs (1889-1891), op het atelier van dr P. J. H. Cuypers tot 1891, van de Rijksakademie (1891-1892), van A.
J. Derkinderen en G. W. Dijsselhof Schilderde, tekende, etste en lithografeerde vnl. portretten, tevens kunstnijveraar (artistiek leider voor de plateelfabriek Holland te Utrecht van 1901-1904), architect, beeldhouwer en schrijver. Verkreeg in 1898 de Willink van Collenprijs. Gaf les aan D.
A. Bueno de Mesquita, D. Gestel, C. Huizinga, G. J. H.
Kerkhoff, L. B. van Nierop en L. Raemaekers.Tentoonstellingen Amsterdam, Den Haag en Utrecht 1895-1903: de oranjeappel; onderwijs; een meisje (tekeningen); diverse portretten.
LEIDEN -Stedelijk Museum De Lakenhal: portret van deken J. Bots (1897).
Elsevier XXVI, 1907, (Maria Viola, bldz. 355-366).
Lurasco; Luns; Mak van Waay; Plasschaert; Scheen 1970; Schwencke; Thieme-Becker; Van Hall I en port.; Vorsterman van Oyen; Waller.