Geb. Venlo 9 juni 1777, overl.
Den Haag 1 augustus 1850. Van beroep officier (generaal-majoor der artillerie); schilderde uit liefhebberij landschappen en dieren, meestal in de trant van Salvator Rosa, o.a. enige gekoppelde paarden; in de hooibouw en een Gelders landschap kwamen op tentoonstellingen van hem voor. In1822 lid van de Koninklijke Akademie te Amsterdam en later lid van het Provinciaals Utrechts Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.
Tentoonstellingen Amsterdam 1813-1822, Haarlem 1825, en Rotterdam 1834: stadsgezichten met paarden; landschap met runderen en paarden en diverse bosachtige landschappen met vee.
Immerzeel; Kramm; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek VIII; Scheen 1946 en 1969; Thieme-Becker; Van Hall port.; Wurzbach.