(L., turgèere = gezwollen zijn, bijna barsten van het inwendige vocht), weefselsparining t.g.v. te veel bloed of weefselvloeistof. Bij planten: druk van een protoplast op zijn wand, voorzover deze de omgevingsdruk overschrijdt. Voor belangrijk deel danken kruidachtige planten hieraan hun stevigheid.
Voor turgor moet er voldoende water zijn; tonoplast moet semipermeabel zijn; concentratie in de vacuole moet groter zijn dan er buiten; de celwand moet meegeven, maar ook weerstand bieden.