of oecologische amplitude, gebied tussen oecologisch minimum en maximum. Ergens er tussen in ligt het oecologisch optimum, bv. voor temperatuur, zuurgraad.
Groot tolerantiegebied heeft bv. de grove den. Deze kan leven zowel op zure grond (veen) als op droge balkgronden. Handhaaft zich dus in zeer uiteenlopende milieus. Heeft in het bijzonder een grote tolerantie t.o.v. de zuurgraad. Eik groeit zowel op arme als op vruchtbare grond. Beuk en berk hebben een veel kleiner tolerantiegebied.
Blauwe bosbes komt haast alleen in eiken- en berkenbos voor. Is daar dan ook een kensoort voor. Het begrip tolerantiegebied mag alleen gebruikt worden t.a.v. een bepaalde factor. Dotterbloem: kleine tolerantie t.a.v. vochtvoorziening; groot t.a.v. zuurgraad en voeding. Soorten met breed tolerantiegebied voor alle factoren hebben de grootste oecologische verspreiding, ➝ kalkplanten.