(G., heiloos = staatshorige in het oude Sparta), vorm van symbiose. Aanvankelijk hebben beide partners er voordeel van, later wordt een van beide de overheersende partij, bv.: trompetdiertje met een ééncellig wier dat later wordt verteerd; vlinderbloemige gewassen met in hun wortels bacteriën.
Deze kunnen vrije stikstof binden; de nitraten gaan naar de hogere plant waarvan ze koolhydraten verkrijgen. Later echter worden de bacteriën door de plant als voedsel gebruikt.