opgebouwd uit vezels met één kern. Geen dwarsstreping.
Samentrekking autonoom of door impulsen vanuit centrale zenuwstelsel. Ze zijn langzaam, hebben een groot uithoudingsvermogen en kunnen een bepaalde spanningstoestand lang handhaven. Komen voor in de wand van darmen, bloedvaten, luchtwegen, urineblaas, urineleiders en uterus.