Koning, 2 Samuel 15: 3.
Deze spreekwijze is aan een gezegde van Absalom ontleend dat 2 Sam. 15: 3 voorkomt. Daar wordt beschreven, hoe hij het hart des volks zocht te stelen. Hij zette zich nl. in de poort der stad neder, sprak ieder die eene of andere rechtszaak had vriendelijk aan, en zeide dan, als hij die gehoord had: “uwe zaak is goed, maar gij hebt geen (recht) hoorder bij den koning, zooals er eigenlijk vertaald moest zijn, en niet gij hebt geen verhoorder van konings wege”. De uitdrukking beteekent: gij hebt niemand die goed uwe zaak hoort en ze dan bij den koning behoorlijk ter sprake brengt anders gezegd gij hebt geene goede voorspraak. Hetzelfde beteekent ook het genoemde spreekwoord, en zal wel in het algemeen van gemis aan voorspraak bij aanzienlijke personen gebruikt zijn.