Liefhebben, Luk. 7: 47.
Deze spreekwijze komt Luk. 7: 47 voor als door Jezus gesproken tot de boetvaardige zondares, nadat zij door de zalving haren eerbied en dankbaarheid jegens hem heeft getoond.
De beteekenis dier woorden is, gelijk uit de door Jezus gebruikte gelijkenis en uit de onmiddellijk volgende woorden: wien weinig vergeven wordt, die heeft weinig lief, blijkt, stellig deze: “omdat zij veel liefde aan mij betoond heeft, is het blijkbaar dat haar vele zonden zijn vergeven; hare groote liefde jegens mij is het bewijs dat zij groote schuldvergiffenis heeft ontvangen.” Onder ons wordt de uitdrukking dikwijls gebezigd in geheel anderen zin: wie zeer liefderijk is, dien worden vele zonden niet toegerekend: eene vrouw b.v. die vrij loszinnig is van wandel, maar wier hart groote liefde openbaarde, mag om die liefde op verontschuldiging van hare lichtzinnigheden rekenen. Hoewel niet ontkend kan worden dat aan deze gedachte eenige waarheid ten grondslag ligt, mag zij nochtans niet, zooals dikwijls geschiedt, tot een dekmantel gebruikt worden van een zedeloos leven, en vindt in het aanstonds aangehaalde woord van Jezus althans geen steun.
