Bijbelse spreekwoorden

C.F. Zeeman (1888)

Gepubliceerd op 12-03-2025

De onnoozelheid moet zwichten, zei David, en hij zag eene muis door eene kat opeten.

betekenis & definitie

David, onnoozelheid Ps. 10: 10.

Volgens Harrebomée I 122 is deze spreekwijze niet aan de geschiedenis van David ontleend. Doch ten onrechte. Er zijn ons reeds vele voorbeelden voorgekomen, en men zal er in dit werk gedurig meer aantreffen, dat vaak niet letterlijk de bijbelplaatsen in de taal onzes volks worden opgenomen, maar alleen de zin of ten minste de algemeen aangenomen zin wordt weergegeven. Jongelieden, eenige verklaring van eene bijbelplaats hoorende, maakten daarvan allicht eene schertsende toepassing, zoo b.v. hij weet waar A. de mosterd haalt, Farao's bokken, in het laatst der dagen vreemde gezichten, als de man uit den Bijbel het volk telde, enz. Zoo is het ook hier. In Ps. 10: 10 (een Psalm die met Ps. 9 ten nauwste verbonden als van David afkomstig werd beschouwd, of in het algemeen als Psalm Davidiesch geheeten) vinden wij deze woorden: hij duikt neder, hij buigt zich en de arme hoop valt in zijne sterke pooten. De goddelooze wordt daarin als een leeuw voorgesteld, die zijne prooi listig bespringt en in zijne klauwen vermorzelt; zóó, wil de dichter zeggen, vallen ook de onschuldigen (onnoozelen) in de hand hunner vijanden en moeten voor hen het onderspit delven. Maar hoe licht heeft òf een prediker die populair wilde zijn, òf een levenslustige knaap onder zijne hoorders, bij deze beschrijving van den ondergang der rechtschapenen van “de kat met de muis” gesproken, waarop de woorden zoo juist van toepassing schenen!

< >