Bijbelse eponiemen

Dr. Apeldoorn en Dr. Beijer (1997)

Gepubliceerd op 26-08-2020

Dionysisch

betekenis & definitie

Fel bewogen, uitbundig, losbandig, in tegenstelling tot apollinisch (zie daar).

Dionysos (Lat. Bacchus), in de Griekse mythologie de god van de wijnbouw en de wijn en van de steeds zich vernieuwende groeikracht in de natuur, was de zoon van Zeus en de Thebaanse prinses Seniele.

Volgens de legende zou Dionysos de eerste druivenstok op aarde geplant hebben. Met het geestrijk vocht uit de geperste vruchten bedwelmde hij zichzelf en de  nimfen, die hem hadden grootgebracht. Gehuld in een hertenvel, omkranst met druiventrossen, reed hij op zijn door panters getrokken wagen van land naar land om die goddelijke gave onder de stervelingen te brengen. Vooral het ‘zwakke geslacht’ verloor door de overvloed aan wijn zijn zinnen. Extatisch dansend trokken deze bezeten vrouwen, de bacchanten, met Dionysos mee en volgden hem op al zijn wegen (zie bacchanaal en orfisme).

< >