Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

MELOEN

betekenis & definitie

(Cucumis sp.). M. en augurken zijn in Palestina echte zomervruchten.

In detijd van de spade regen (eind April) worden ze gezaaid en reeds in Juni kan hier en daar de oogst beginnen. Ze groeien dus geheel in de regenloze tijd, dank zij de dauw, die dan in zo ruime mate van de hemel nederdaalt. In verschillende delen des lands zijn de m.akkers te vinden (o. a. bij Nabloes). De planten moeten beschermd worden tegen de dieren, die eerst de akkers omwoelen om de gezaaide pitten op te eten en die later zich aan de vruchten te goed doen. Ook diefstal van vruchten komt voor. Door jongens wordt dag en nacht gewaakt en daarom wordt er een bouwsel van takken en staken op de akker gezet om als onderkomen te dienen, Jes. 1 : 8. Matt. 17 : 4 spreekt van een dergelijk hutje.

Uit de oorspronkelijke vormen van het geslacht Cucumis zijn door kweking verschillende variëteiten ontstaan, die behalve als ,,meloen” ook als „komkommer” en „augurk” worden aangeduid. De cultuur is in Egypte begonnen, waar een stamvorm met kleine vruchten, niet groter dan een kippenei, in het Nijldal voorkwam. Dit is de stamvorm van Cucumis meloe, de Suikerm. Israël kende deze vorm als qisjoe (Num. 11 : 5 — St.Vert. „komkommer”), terwijl ze zich in dezelfde tekst beklagen over het ontbreken van de ăbăttĭchīm, de Waterm. (Cucumis citrullus), in de Bijbel „pompoen” genoemd. De oorspronkelijke wilde vorm komt nu nog in de droge tropische streken van Afrika voor. De Israëlieten hebben de cultuur naar Kanaän overgebracht, maar welke variëteiten zij gekweekt hebben, is moeilijk vast te stellen; alleen is het zeer waarschijnlijk, dat onze „komkommer” nog onbekend was.

Onder de „wilde kolokwinten”, 2 Kon. 4 : 89—41, hebben we te verstaan de vruchten van een wilde m.soort (Cucumis colocynthis). De bladeren vertonen grote overeenkomst met die van de wijnstok, terwijl de prachtig gele vruchten, ter grootte van een appel, er zeer aanlokkelijk uitzien. Ze zijn echter zeer bitter en het sap is een sterk purgeermiddel. De plant komt slechts voor in het Jordaandal en aan de kust. De bladeren van een verwante soort vinden we als versieringsmotief in de Salomonische tempel, 1 Kon. 6 : 18; 7 : 24.

< >