(Coturnix coturnix). De K. is een vogel, die in zijn lichaamsbouw wel enige overeenkomst vertoont met de patrijs, maar hij is kleiner.
De vogel is aan de bovenzijde bruin met roestgele dwarse en overlangse strepen, de onderzijde is lichter van kleur. De rug en ook de korte staart zijn gewelfd. De gehele vogel maakt een gedrongen indruk. In bijna geheel Europa komt hij voor, hoe verder naar het Z., hoe groter de aantallen worden, ’s Zomers bevinden ze zich bij voorkeur in de graanvelden, waar ze zich voeden met graankorrels en uitspruitsels maar ook met insecten. De k. is vlugger en behendiger dan de patrijs, vliegt ook veel sneller, maar met hetzelfde snorrende geluid. De vogel broedt in Europa en Midden-Azië en trekt tegen de winter naar Abessynië en de Soedan om in het voorjaar weer terug te keren. Beide trekwegen lopen over Palestina, Sinaï en Egypte. De wintertrek gaat van eind Augustus tot eind September, de voorjaarstrek begint gewoonlijk midden-Maart. Beide geschieden in ongehoorde aantallen, waarbij ze dikwijls door de wind worden medegevoerd. Het is op de voorjaarstrek, Ex. 16 : 13, en op de najaarstrek, Num. 11 : 3, dat de Here de k. (St.Vert. „kwakkelen”) gebruikte om het volk Israël in de woestijn te voeden. Poëtisch komt nog voor de naam „wachtel”.