Als eigennaam komt K. voor in: 1. Jer. 36 : 14; 2.
Zef. 1 : 1. Daarentegen zal2 Sam. 18 : 21—23, 31, 32, waar St.Vert. ook de eigennaam K. heeft, met de nieuwe vertaling gelezen moeten worden: de Ethiopiër. Het Hebr. Koesjī betekent ook: de Koesjiet = de Ethiopiër. Zie Kusch.