Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

HEMAN

betekenis & definitie

1. Een wijze, afstammeling van Zerah uit de stam Juda, 1 Kon. 4 : 31, 1 Kron. 2 : 6.

Vandaar, dat hij genoemd kan worden de Ezrahiet, zoals staat in het opschrift van Ps. 88, van welke Psalm deze H. de dichter is.2. Een zoon van Joël en kleinzoon van Samuel, een Korachiet, dus ook een Kehathiet, uit de stam Levi. Deze H. was een tempelzanger ten tijde van David, 1 Kron. 6 : 33; 15 : 17, 19; 16 : 41, 42; 25 : 1, 4—6, 2 Kron. 5 : 12; 29 : 14; 35 ; 15.

< >