Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

CORINTHE

betekenis & definitie

de belangrijkste stad van Achaje (gelijk Griekenland door de Romeinen in Paulus’ dagen werd genoemd). Het was gelegen op de landengte tussen Centraal-Griekenland en de Peloponnesus, en was aan 2 zijden door de zee begrensd: in het W. de Golf van C., in het O. die van Aegina.

Terwijl Athene de stad was van wetenschap en oude historische herinneringen, was C., de hoofdstad van Achaje, waar de stadhouder of proconsul resideerde, Hand. 18 : 12, de stad van handel en verkeer. Het had een zeer gunstige ligging voor de scheepvaart: aan weerszijden naderden de vaartuigen tot de landengte. De schepen uit Italië, Sicilië en Spanje kwamen aan in de haven Lechaeum aan de W.kant. En de schepen uit het O., uit Egypte, meerden aan de wal van de haven Cenchreae, Hand. 18 : 18. Over de landengte werden kleine schepen wel getrokken langs een daarvoor ingerichte baan, Dolkios genoemd. Men meed nl. bij voorkeur de scheepvaart om de gevaarlijke kaap Malea, de Z.punt van de Peloponnesus. In de Oudheid heeft men tijdens Nero reeds plannen beraamd om de isthmus, de landengte, te doorsteken, maar eerst van 1881—’93 is hier het Corinthische kanaal in de rotsen uitgehouwen. Juist die ligging aan de landengte was de oorzaak van de bloei van C. in de Oudheid. Want het werd een belangrijke haven voor het overschepen.Grote schepen voeren uit het W. de Corinthische golf binnen; de reizigers trokken over de landengte en stapten te Cenchreae in een ander vaartuig naar het O., en de goederen werden overgeladen. C. lag juist op de helft van Italië en het O., en op de helft van Egypte en Klein-Azië en het W. Het moet een bijzonder gezicht geweest zijn in Paulus’ dagen een stad op een smalle landstrook gebouwd met haar O.lijke havens vol Egyptische, Aziatische en Phoenicische galeien, terwijl de W.lijke vol vrachtboten uit Italië, Spanje en de Adriatische Zee lag. Geen wonder dat C. dat tussen twee zulke havens lang, een zeker cosmopolitisme aan de dag legde. Geen wonder dat C. ook de schaduwzijden vertoonde, die verbonden zijn aan een havenplaats, waarin vreemde volkeren komen. De straten van C. waren in Paulus’ dagen vol Rom., Griekse, Joodse, Syrische en Egyptische kooplieden en industriëlen, die maar één passie kenden: geld verdienen. Toen de apostel de stad bezocht, was deze in zekere zin nieuw, want in 146 v. C. was C. door de Romeinen verwoest, maar een eeuw later tijdens Caesar weer opgebouwd. De stad kende maar één aristocratie: die van weelde; één traditie: die van geldmaken. Onder deze omstandigheden was de naam C. synoniem met alles wat gemeen was. Zedeloosheid was kenmerkend: lichtzinnigheid en weelde was verbonden aan de dienst van Aphrodite Pandemos; weliswaar werd Aphrodite ook elders in Griekenland vereerd, maar in C. waren de hierodulen een element in de aanbidding. Er waren wel duizend van die priesteressen, die in huisjes met rozentuintjes ervoor woonden en vooral de vreemdelingen tot slachtoffer maakten. Uit de brieven van Paulus valt af te leiden, dat voor de jonge gemeente de verleiding tot zonde groot was en dat voor hen nog sterk was de kracht van het oude leven, waarin zij vroeger hadden geleefd (1 Cor. C : 10 en 11), en dat zij nog om zich heen zagen bruisen. — Na de dagen van Paulus heeft keizer Hadrianus de stad verfraaid met openbare gebouwen. In de Middeleeuwen heeft de stad nog een bloeiend bestaan gehad tot het veroverd werd door de Turken in 1458. In 1858 werd de oude stad vernield door een schrikkelijke aardbeving, daarna is Nieuw-C. gebouwd op ongeveer 5 km afstand van de oude stad.

Het oude C. is opgegraven door de Amerikanen. De stad was gebouwd op 2 terrassen, terwijl op de achtergrond verrees de ontzagwekkende burchtheuvel Acro C., 600 m daarboven. Bij die opgravingen vond men o. m. de basilica, de rechtshal, waar de rechterstoel was, waarvoor Paulus gebracht werd, toen Gallio stadhouder was, Hand. 18 : 12; de vleeshal (macellum; 1 Cor. 10 : 25); en een steen, waarop in oude Griekse letters stond: „Synagoge van de Hebreërs”. Het is mogelijk, dat dit een stuk was van de deur van de synagoge, waar de apostel gepredikt heeft. Buitendien is er o. m. een inscriptie gevonden met de naam Erastus, maar het is onzeker, of hiermee bedoeld wordt de stadsrentmeester, Rom. 16 : 23; 2 Tim. 4 : 20, Hand. 19 : 22.

< >