Gen. 25 : 18, een stam uit Ketura voortgekomen. De A. woonden vermoedelijk in NW.-Arabië, wat af te leiden is uit de beschrijving van Ismaëls landstreek: zij woonden van Havila tot Sur toe, hetwelk tegenover Egypte is, daar gij gaat naar Assur.
Men kan er uit afleiden, dat Assur in de nabijheid van Sur lag. En een landstreek Assur wordt in dit gebied ook genoemd in een inscriptie van het Z.Arabische volk der Mineërs. Misschien is het Assur, Ps. 83 : 9 genoemd wel deze landstreek in NW.-Arabië. Indertijd heeft Hommel ook de opvatting verdedigd, dat Gen. 2 : 14 ook aan dit Assur gedacht moet worden; volgens hem is dan weliswaar de Frath de Eufraat, maar zijn de drie andere Paradijsrivieren wadi’s ten Z. en W. daarvan. Deze opvatting is echter niet aannemelijk.