Wat is de betekenis van zouter?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zouter

m. (-s), 1. iem. die inzout; 2. varken dat gefokt wordt om ingezouten te worden, om er mager spek (bacon) van te winnen.

2025-07-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zouter

zouter - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) iemand die in zout inlegt zouter - Bijvoeglijk naamwoord 1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van zout Woordherkomst Naamwoord van handeling van zouten met het achtervoegsel -er

2025-07-23
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Zouter

is een ander woord voor baconvarken, evenals zoutergewicht voor bacongewicht.

2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zouter

m. zouters (iem., die zout; inz. visser, die gekaakte haring in de ton vlijt, stersgewijze, d.i. kopjes aan de kant en staartjes in ’t midden, en ze met zout bestrooit; varken, dat ingezouten wordt).

2025-07-23
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Zouter

of baconvarken is geen ras, maar een type, dat geschikt is om het zgn. bacon te leveren, d.i. licht gezouten en gerookt spek met voldoende vleesch eraan. Deze varkens moeten een levend gewicht hebben van 90 k 95 kg en een slachtgewicht van 65 a 75 kg. Het geslachte varken wordt in twee helften verdeeld, dan worden kop, pooten, wervelkolom, staart,...

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zouter

('zoutәr) m. (-s) 1. Algm. hij die zout. 2. Inz. hij die haring in de ton schikt en met zout bestrooit.

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZOUTER

ZOUTER, m. die inzout. ZOUTERIJ, v. (-en), plaats waar huiden enz. gezouten worden.