Zouter
m. (-s), 1. iem. die inzout; 2. varken dat gefokt wordt om ingezouten te worden, om er mager spek (bacon) van te winnen.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), 1. iem. die inzout; 2. varken dat gefokt wordt om ingezouten te worden, om er mager spek (bacon) van te winnen.
Wiktionary (2019)
zouter - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) iemand die in zout inlegt zouter - Bijvoeglijk naamwoord 1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van zout Woordherkomst Naamwoord van handeling van zouten met het achtervoegsel -er
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
m. zouters (iem., die zout; inz. visser, die gekaakte haring in de ton vlijt, stersgewijze, d.i. kopjes aan de kant en staartjes in ’t midden, en ze met zout bestrooit; varken, dat ingezouten wordt).
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
of baconvarken is geen ras, maar een type, dat geschikt is om het zgn. bacon te leveren, d.i. licht gezouten en gerookt spek met voldoende vleesch eraan. Deze varkens moeten een levend gewicht hebben van 90 k 95 kg en een slachtgewicht van 65 a 75 kg. Het geslachte varken wordt in twee helften verdeeld, dan worden kop, pooten, wervelkolom, staart,...
Jozef Verschueren (1930)
('zoutәr) m. (-s) 1. Algm. hij die zout. 2. Inz. hij die haring in de ton schikt en met zout bestrooit.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: