Wat is de betekenis van Zoetluidend?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zoetluidend

bn. (-er, -st), aangenaam klinkend.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zoetluidend

bn. (welluidend): zoetluidende muziek, taal.

2025-07-24
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Zoetluidend

Zoetluidend, bn. en bijw. (-er, -st), aangenaam klinkend. *-HEID, v. gmv. welluidendheid. *...MAKEND, bn. *...MAKING, v. *...SAPPIG, bn. (-er, -st), laf, zoet; (fig.) laf, zouteloos; vleijend, verlokkend. *...SPRAKIG, *...SPREKEND, bn. met eene aangename taal; (fig.) vleijend. *...VIJL, v. (-en), zek. gereedschap. *...VLOEIJEND, (B. ...IEND)...

Gerelateerde zoekopdrachten