Wat is de betekenis van Zöllner?

2025-07-28
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Zöllner

tolbeambte; tollenaar (bijbels); douaneambtenaar.

2025-07-28
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Zöllner

1° Heinrich, componist en muziekcriticus, zoon van den componist en koordirigent Carl Friedr. Z. * 4 Juli 1854 te Leipzig. Van zijn talrijke werken werden Der Überfall (1895) en Die versunkene Glocke (1899) het meest bekend.2° Johann Carl Friedrich, Duitsch astronoom. * 1834, ✝ 1882. Voor de photometer van Z., zie → Astrophotometr...

2025-07-28
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Zollner

Zollner - (Heinrich), toonkunstenaar, geb. 1854 te Leipzig, ging na één jaar studie in de rechten tot de muziek over, studeerde aan het cons. ald. (1875—77), verwierf naam als dirigent en componist ; 1878 te Dorpat, later te Keulen (1885), maakte concertreizen door Italië, ging 1890 naar New-York (beroepen als dirig. des „Deutschen Liederkranz” ald...

2025-07-28
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Zöllner

Zöllner. Onder dezen naam vermelden wij: Karl Friedrich Zöllner, grootmeester van het Duitsche mannenkoor en geboren den 17den Maart 1800 te Mittelhausen in het land van Weimar. Hij bezocht de Thomasschool te Leipzig, waar hij onder de leiding van Schicht zijne muzikale gaven ontwikkelde, werd in 1820 aldaar leeraar in de zangkunst aan eene school,...