Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Zollner

betekenis & definitie

Zollner - (Heinrich), toonkunstenaar, geb. 1854 te Leipzig, ging na één jaar studie in de rechten tot de muziek over, studeerde aan het cons. ald. (1875—77), verwierf naam als dirigent en componist ; 1878 te Dorpat, later te Keulen (1885), maakte concertreizen door Italië, ging 1890 naar New-York (beroepen als dirig. des „Deutschen Liederkranz” ald.) ; werd 1902 aangesteld als leeraar in de compositie aan het conserv. te Leipzig, ging 1906 als leeraar aan het Stern’sche conserv. naar Berlijn, was 1908 eenigen tijd kapelmeester aan de Vlaamsche opera te Antwerpen, en vestigde zich later in Freiburg. Z. heeft een groot aantal opera’s geschreven, waaronder Frithjof en die Versunkene Glocke hem een (korten) roem hebben bezorgd. Van al zijn Opera’s — behalve van den „Schützenkönig” — schreef hij de teksten zelf. Zijn overige composities, voor mannen- en gemengd koor, ook eenige symphonieën hebben zich niet op ’t repertoire kunnen handhaven.

< >