Wat is de betekenis van zich afspelen?

2025-07-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

zich afspelen

(1972) (Vlaanderen, plat) (van mannen) zichzelf seksueel bevredigen, masturberen; zich aftrekken*. Kijk ook onder: haar kut* afspelen. • Hou ook even van mij en speel met je kleine poezelige handje me fluit af. (Louis Paul Boon: Mieke Maaike's obscene jeugd. 1972) • De Ouwe, die ik steeds ‘Zatte Neel’ had horen noemen. Grijs,...

2025-07-27
Germanismen in het Nederlands

Dr. S. Theissen (1978)

Zich afspelen

‘Er heeft zich daar een verschrikkelijk drama afgespeeld.' (Van Dale) In de betekenis van ‘gebeuren, voorvallen’ werd zich afspelen tot in de jaren ’50 als een germanisme (D. ‘sich abspielen’) afgekeurd. Nu is het helemaal ingeburgerd. In de meeste woordenboeken wordt zelfs de germanistische oorsprong van h...