zespijper
(1932) (Barg.) gevangeniswagen. Vanwege de zes pijpjes op het dak voor frisse lucht. Hierdoor ook wel 'schoorsteenwagen', 'orgelpijper' of 'pijpenkast' genoemd. • Jou zal de kadaverbak rijen, En mij haalt de zespijper, lief. (Willem van Iependaal: Liederen van de zelfkant. 1932) • Als we daar op motte om lood te fazele, kan je je eige...