Zeper
I.m. (-s), 1. zeepzieder; 2. iem. die zeept. II.bw., (vero., gew.) zeker, waarlijk.
Van Dale Uitgevers (1950)
I.m. (-s), 1. zeepzieder; 2. iem. die zeept. II.bw., (vero., gew.) zeker, waarlijk.
Ewoud Sanders (2019)
strop, tegenvaller In 1937 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Gabbertaal van E.G. van Bolhuis. Ook aangetroffen als zeperd en zepert. Men zei: een zeper laaien of krijgen voor ‘een tegenslag oplopen’. De herkomst is onzeker, maar waarschijnlijk is er een verband met inzepen. • Voor...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)
Zeepziedersgeslacht te Lwd., afstammend van Jan Dircx, in 1587 burger aldaar. Door het huwelijk in 1837 van Jacobus Z. met M. F. Ph. Waller ontstond de combinatie Waller Z.Zie: Hs. geneal. Gem. Arch. Lwd.; portretten in Fr. Museum. —, Dirk, burgemeester (Lwd. 2.2.1803-21.2.1881). Zeepzieder. Zoon van Pier Z. Raadslid, wethouder (1865-71), b...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: