strop, tegenvaller
In 1937 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Gabbertaal van E.G. van Bolhuis. Ook aangetroffen als zeperd en zepert. Men zei: een zeper laaien of krijgen voor ‘een tegenslag oplopen’. De herkomst is onzeker, maar waarschijnlijk is er een verband met inzepen.
• Voor Betje is het wel erg. Ligt nu #jovel te #luimen; weet nog niet wat er boven haar hoofd hangt. Als de ooievaar zijn vrachie heeft afgezet, krijgt zij de grootste zeper. ¶ G.P. Smis, Het nieuwe spionnetje (1955), p. 98. De schrijver verklaart de betekenis in een woordenlijst.
• Het werd me snel duidelijk dat ik weer eens voor de zoveelste maal een zepert had gelaaien, al die maanden had ik voor noppes gewerkt en denk nou maar niet dat filmen zo’n lolletje is, want alles moet altijd twintig keer worden overgedaan. ¶ Haring Arie, De sarkast (1989), pp. 237-238. De schrijver verklaart de betekenis in een woordenlijst.