zeil (boot)
o. (-en), 1. doek van zeildoek, gewoonlijk uit verscheidene banen (kleden) bestaand en aan de rand met touwen (lijken) benaaid voor het opvangen van wind op vaartuigen: een vierkleeds —; de zeilen hijsen, strijken, reven; de zeilen gorden, aan de ra binden; de wind doet de zeilen bollen, blaast ze bol; waarloos —, reservezeil; onder &md...