Wat is de betekenis van zedenmeester?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zedenmeester

m. (-s), iem. die zedenlessen geeft, die de zeden zijner tijdgenoten becritiseert; — (Rom. gesch.) censor.

2025-07-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

zedenmeester

moralist. iemand die over de goede zeden waakt en meestal ook zijn tijdgenoten, in woord of geschrift, erop wijst aan welke zedenlessen zij zich moeten houden; moralist; met negatieve bijklank ook: iemand die voortdurend, tot vervelens toe zedenlessen predikt, anderen voortdurend hinderlijk bekritiseert met zedenlessen; moraalridder. Voo...

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

zedenmeester

(1929) (Leuven, stud.) iemand die toeziet op de tucht tijdens clubbijeenkomsten. • De voorzitter der studentenvereniging heet praeses; hij die de schachten moet opleiden is de 'schachtentemmer' of 'schachtmeester'; 'n andere benaming is 'zedenmeester' of 'censor morum' d.i. hij die aan de nieuwelingen de mores of gebruiken der vereniging moet...

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zedenmeester

zedenmeester - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die regelmatig/voortdurend zegt wat wel en niet zou mogen op zedelijk gebied. Het blad, [de Hollandsche Spectator] en daarmee dus zijn redacteur Justus van Effen, fungeerde als een gezaghebbende zedenmeester, die de principes van de Verlichting (redelijkh...

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zedenmeester

m. zedenmeesters (iem., die zedenlessen geeft, dikwijls spott.).

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zedenmeester

('ze:dən) m. (-s) 1. censor in Oud-Rome. 2. hij die voor de zedelijkheid te zorgen heeft.

2025-07-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-25
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)