Wisselaar
m. (...laren, -s), 1. iem. die geld wisselt, bij wie men zijn geld tegen andere soorten kan inruilen: de wisselaars in de tempel (vgl. Matth. 21 : 12); tal van handelaars, icisselaars, kooplui verdrongen zich in de basilieken en portieken van het Forum (Couperus); 2. toestel om te wisselen; platenwisselaar.