Wijs, wetend
bn. bw. (wijzer, wijst), 1. wetende; alleen nog in enige uitdr.: iets wijs worden, het te weten komen ; — wit iets (niet) wijs kunnen worden, het (niet) kunnen begrijpen, bep. ontcijferen, lezen ; — nu ben ik nog even wijs weet ik nog niets méér ; — iemand iets wijs maken (ook aaneengeschr...