Wespennest
o. (-en), nest van wespen; — (fig.) woon- of schuilplaats van boosaardige lieden; netelige zaak, aangelegenheid die veel last bezorgt aan hem die zich er mee inlaat: zich in een wespennest steken.
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-en), nest van wespen; — (fig.) woon- of schuilplaats van boosaardige lieden; netelige zaak, aangelegenheid die veel last bezorgt aan hem die zich er mee inlaat: zich in een wespennest steken.
Wiktionary (2019)
wespennest - Zelfstandignaamwoord 1. een door wespen gebouwd nest waar zij hun broed verzorgen ♢ Er was een wespennest op het pad waar ik trim. 2. een netelige situatie, waar men zich beter niet in begeeft ♢ Je hebt je daarmee aardig in een wespennest gestoke...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Muiswerk Educatief (2017)
wespennest - zelfstandig naamwoord uitspraak: wes-pen-nest 1. nest van wespen ♢ we ontdekten een wespennest onder de rand van het dak 2. linke zaak ♢ je moet je niet in dat wespennest steken, da...
Fa. A.J. Osinga (1952)
s.n., meepsenêst (it); zijn hand in een — steken, yn in holdersnêst omriere, jin yn ’e slingertûken jaen.
M. J. Koenen's (1937)
o. wespennesten (nest van wespen, b.v. in een holle boom): fig. lastige, vervelende zaak: zijn hand (of: zich) in een wespennest steken, zich bemoeien met zulk een zaak.
Jozef Verschueren (1930)
(‘wes) o. (-en) I. Eig. nest van wespen : een in een holle boom. II. Metf. 1. woon-, verblijfplaats van boosaardige lieden. 2. netelige, vervelende zaak : zijn hand, zich in een steken; een verstoren.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-en), nest van wespen; (fig.) netelige zaak, aangelegenheid die veel last bezorgt aan iemand die zich ermee inlaat: zich in een steken.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: