Wemmer
m Uit Wenemar, tweestammige Germ. naam waarvan het eerste lid win ‘vriend' is (zie win-) en het tweede -mar 'beroemd' (zie -mer-). Vgl.: Wenemarus de Bosinchem, ca. 1214; Wennemaer, Voorst 1318; Wemmer = Wenemarus, 14e/15e eeuw, bij Nijmegen; Wemmer, Wember = Wenemar, Wennemar, Den Bosch, 14e/15e eeuw; Wemmer = Wennemar, Bommel...