weef
weef - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weven ♢ Ik weef 2. gebiedende wijs van weven ♢ weef! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weven ♢ weef je?
Wiktionary (2019)
weef - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weven ♢ Ik weef 2. gebiedende wijs van weven ♢ weef! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weven ♢ weef je?
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Walter De Clerck (1981)
Weduwe. Ik heb gehoord dat ge weef zijt met vijf kleine kinderen, CLAES 1933, 252. Den volgenden keer vroeg hij, wat stouter: „Wat zou die weef van Reynders doen, zeg?” Zijn broer lachte: „Haar goesting!” WALSCHAP 1939, 109. Moet ne mens niet leven, zei de moeder van Lewie, een weef, WALSCHAP 1976, 12,3. Sam.: sold...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: