Wat is de betekenis van wederpartijder?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wederpartijder

m. (-s), (bijb.) tegenstander.

2025-07-27
De Tale Kanaäns woordenboek

J. van Delden (1982)

wederpartijder

tegenstander, vijand.

2025-07-27
Spreekwoorden en gezegden uit de bijbel

J. van Delden (1982)

wederpartijder

Tegenstander, vijand. Zijn toorn verscheurt, en hij haat mij, hij knerst over mij met zijne tanden; mijn wederpartijder scherpt zijne oogen tegen mij (SV, Job 16:9). Vgl. Ex. 23:22, Ezra 4:1, Ps. 44:8, Jes. 1: 24, Jer. 30:16 en Mat. 5:25. NV, CV en WV: vijand, tegenstander, tegenpartij e.d.

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wederpartijder

m. wederpartijders (tegenstander).

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

wederpartijder

m. (-s) tegenstander.

Gerelateerde zoekopdrachten