Wat is de betekenis van vieroog?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vieroog

m. (...ogen), (nat. hist.) een familie van trilwormen.

2025-07-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

vieroog

(1946) (scheldw.) iemand met een bril. Volgens Frank Janssen (Van apekop tot zielepoot) vooral populair bij Twentse tieners. Het woord komt echter al voor in ‘Honderd dwaasheden’ (1946) van Simon Carmiggelt. Vieroog is tevens de benaming voor een zeker soort vis. Deze metafoor bestaat eveneens in het Engels: ‘four eyes’. &bu...

2025-07-29
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

vieroog

(vnl. Twente, jeugdtaal) iemand met een bril. Vermeld door Janssen (1985). Het woord komt echter al voor in ‘Honderd dwaasheden’ (1946) van Simon Carmiggelt. Vieroog is tevens de benaming voor een zeker soort vis. Deze metafoor bestaat eveneens in het Engels: four eyes.Ik doe veel aan zwemwedstrijden en dan met m’n bril af. En da...

2025-07-29
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Vieroog

(Anableps tetrophthalmus), beenvisch van de fam. der tandkarpers (Cyprinodontidae), welke zijn naam dankt aan den eigenaardigen vorm zijner oogen. Uitwendig zijn deze door een donkere streep in een bovenste en onderste helft verdeeld. Het onderste gedeelte is door sterkere welving der hoornlaag beter aangepast aan het grootere lichtbrekingsvermogen...

2025-07-29
Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Vieroog

SUR. Zie ANABLEPS ANABLEPS.

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VIEROOG

VIEROOG - m. (-en), (nat. hist.) eene familie van trilwormen.