Vĭbro
1. trans., in trillende beweging brengen, slingeren, schudden en dgl., vibrabant flamina vestes, deden fladderen, Ov., vibrari menibra videres, sidderen, Ov., viscera vibrantur (door het rijden), Tac.; (een wapen enz.) zwaaien, drillen, hastas, Cic., fig., van een dichter = neerbliksemen, truces iambos, Cat.; krul...