Wat is de betekenis van VIATOR?

2025-07-24
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Vĭātŏr

1. ōris, m. voetganger, reiziger, wandelaar. 2. ōris, m. bode of dienaar der magistraten.

2025-07-24
Latijns-Nederlandsch Lexicon

Stephanus Axters (1937)

VIATOR

Strijdend geloovige.

2025-07-24
Prisma Latijn Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)