Vermaak
o. (...maken), 1. genoegen, uitspanning, pleizier (abstr.): vermaak hebben, zoeken, vinden ; tot vermaak dienen; — (concr.) een bep. handeling van verlustiging : een onschuldig vermaak; de vermaken der jacht; 2. (gew.) afsluiting: houten omheining enz. om grasweiden.