Uitsmeren
(smeerde uit, heeft uitgesmeerd), 1. smerend uitspreiden : de boter, een pleister uitsmeren; — ook oneig. en fig., b.v. van geldbedragen, vacantiedagen en derg.; 2. voordelig zijn in het smeren.
Van Dale Uitgevers (1950)
(smeerde uit, heeft uitgesmeerd), 1. smerend uitspreiden : de boter, een pleister uitsmeren; — ook oneig. en fig., b.v. van geldbedragen, vacantiedagen en derg.; 2. voordelig zijn in het smeren.
Marc De Coster (2020-2025)
(1909) (< West-fries) uitstellen. • De jongens, die 't nog wel graag wat willen uitsmeren, (uitstellen) pruttelen wat tegen maar vader verlangt geen poerlemassies (grappen) en daarom .... ingerukt, marsch! (J. De Vries: Westfriesche woorden. 1909)
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
uitsmeren - Werkwoord 1. (ov) smerend uitspreiden ♢ Hij deed boter op zijn brood en ging dit zorgvuldig uitsmeren 2. (ov) (politiek) verdelen ♢ Op begrotingsvlak is het voorgestelde uitsmeren over drie maanden, aan het eind van het jaar, eveneens zeer belangr...
Jozef Verschueren (1930)
('uit) (smeerde uit, heeft uitgesmeerd) 1. smerend uitspreiden. 2. terdege smeren.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(smeerde uit, heeft uitgesmeerd), 1.smerend uitspreiden: de boter uitsmeren; (fig.) kosten, vakantiedagen e.d. over een lange periode verdelen; 2. door smeren van iets ontdoen: een muur, waar iedereen zijn kwasten op uitsmeerde.
J.H. van Dale (1898)
UITSMEREN - (smeerde uit, heeft uitgesmeerd), terdege smeren, smerend goed uitspreiden: de boter, de pleister uitsmeren.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: