Wat is de betekenis van uitsluiten?

(sloot uit, heeft uitgesloten), 1. buitensluiten: iem. uitsluiten, meest fig., weren, niet toelaten; werklieden uitsluiten, niet toestaan te werken, als strijdmiddel tegen werkstakingen door werkgevers toegepast; 2. het zijn of zo-zijn niet toelaten : het een sluit het ander niet uit; dat is uitgesloten, dat kan niet gebeuren o...

uitsluiten - Werkwoord 1. (ov) niet langer tot de mogelijkheden rekenen ♢ We kunnen hem vanwege zijn alibi gevoeglijk uitsluiten als verdachte. 2. (ov) toegang of deelname ontzeggen ♢ Verwanten van degenen die dit organiseren zijn van deelname uitgesloten....

uitsluiten - onregelmatig werkwoord uitspraak: uit-slui-ten 1. niet toestaan dat hij meedoen ♢ hij werd uitgesloten van de wedstrijd 2. vinden dat het niet mogelijk is ♢ ik sluit niet uit dat hi...

v., útslute.

sloot uit, h. uitgesloten (buiten sluiten; fig. weren): kinderen zijn uitgesloten.

(’uit) (sloot uit, heeft uitgesloten) 1. buitensluiten : iemand -. 2. niet toelaten : kinderen beneden de 14 jaar zijn uitgesloten; werklieden als strijdmiddel tegen werkstakingen. Syn. uitzonderen. 3. beletten : het een sluit het ander (niet) uit.

(sloot uit, heeft uitgesloten), 1. buitensluiten; (fig.) weren, niet toelaten; werknemers uitsluiten; 2. het zijn of zo-zijn niet toelaten: het een sluit het ander niet uit; 3. uitzonderen: dit risico is van de dekking uitgesloten.

UITSLUITEN - (sloot uit, heeft uitgesloten), buitensluiten: iem. uitsluiten, (ook fig.) weren, niet toelaten; werklieden uitsluiten, als strijdmiddel tegen werkstakingen, door werkgevers toegepast; uitzonderen, niet toelaten : het een sluit het ander niet uit; (w. g.) uitgesloten, behalve, uitgenomen. UITSLUITING, v. het uitsluiten; (gesch.) acte v...

zie Uitzonderen.