Uitslover
m. (-s), die zich uitslooft; in de volkst. als schimpwoord, ongev. als dienstklopper.
Wiktionary (2019)
uitslover - Zelfstandignaamwoord 1. (pejoratief) iemand die zich op overdreven wijze inspant en dat ook duidelijk toont aan het boven hem gestelde gezag ♢ Die uitslover haalde allemaal negens en tienen terwijl een zesje toch ook voldoende is. Woordherkomst Naamwoord van handeling van...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Marc de Coster (2007)
iemand die zich op overdreven wijze inspant; soms ook een dienstklopper. Syn.: bruinwerker; kontlikker. De visvrouw begon te schelde. Niet op mijn, maar op die uitslovers, die me gegrepe hadde en zelf, als ze de kans krijge, mekaar op leve en dood begappe. (Willem van Iependaal, Polletje Piekhaar, 1935) Een paar uitslovers haalden achten en negens...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: