Uitscheppen
(schepte uit, heeft uitgeschept), 1. scheppend verwijderen, ophalen uit; 2. door scheppen ledigen : een vat, een put uitscheppen.
Van Dale Uitgevers (1950)
(schepte uit, heeft uitgeschept), 1. scheppend verwijderen, ophalen uit; 2. door scheppen ledigen : een vat, een put uitscheppen.
J. van Donselaar (1936)
(schepte uit, heeft uitgeschept), opscheppen (voedsel). Ze vertelde hem wat ze in de vooravond had meegemaakt, hoe mevrouw Woller soep had gekookt, naar de soeplepel had gezocht, met de juslepel had uitgeschept (Doelwijt 1972b: 121). -Etym.: Ook BN.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
('uit) (schepte uit, heeft uitgeschept) 1. door vocht eruit te scheppen ledigen : een vat -. 2. de modder eruit scheppen : een zinkputje -.
J.H. van Dale (1898)
UITSCHEPPEN - (schepte uit, heeft uitgeschept), scheppende ledigen: een vat, een put uitscheppen; de modder uit iets scheppen. UITSCHEPPING, v.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: