Wat is de betekenis van uitscheppen?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitscheppen

(schepte uit, heeft uitgeschept), 1. scheppend verwijderen, ophalen uit; 2. door scheppen ledigen : een vat, een put uitscheppen.

2025-07-28
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

uitscheppen

(schepte uit, heeft uitgeschept), opscheppen (voedsel). Ze vertelde hem wat ze in de vooravond had meegemaakt, hoe mevrouw Woller soep had gekookt, naar de soeplepel had gezocht, met de juslepel had uitgeschept (Doelwijt 1972b: 121). -Etym.: Ook BN.

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitscheppen

v., útskeppe.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitscheppen

('uit) (schepte uit, heeft uitgeschept) 1. door vocht eruit te scheppen ledigen : een vat -. 2. de modder eruit scheppen : een zinkputje -.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITSCHEPPEN

UITSCHEPPEN - (schepte uit, heeft uitgeschept), scheppende ledigen: een vat, een put uitscheppen; de modder uit iets scheppen. UITSCHEPPING, v.